VN-Handvest

Het Handvest van de Verenigde Naties legt de grondslag van de Organisatie. Het bepaalt de rechten en plichten van lidstaten en stelt de organen en procedures van de Verenigde Naties vast. Als internationaal verdrag codificeert het Handvast op internationaal niveau de voornaamste beginselen inzake internationale betrekkingen: van de soevereine gelijkwaardigheid van staten tot het verbod op het gebruik van geweld in internationale relaties en de elementaire mensenrechten van iedereen.

Preambule | Hoofdstuk I | II | III | IV | V | VI | VII | VIII | IX | X | XI | XII | XIII | XIV | XV | XVI | XVII | XVIII | XIX

Preambule

HANDVEST VAN DE VERENIGDE NATIES

WIJ, DE VOLKEN VAN DE VERENIGDE NATIES,


VASTBESLOTEN
  • komende geslachten te behoeden voor de gesel van de oorlog, die tweemaal in ons leven onnoemelijk leed over de mensheid heeft gebracht, en
  • opnieuw ons vertrouwen te bevestigen in de fundamentele rechten van de mens, in de waardigheid en de waarde van de menselijke persoon, in gelijke rechten voor mannen en vrouwen, alsmede voor grote en kleine naties, en
  • omstandigheden te scheppen waaronder gerechtigheid, alsmede eerbied voor de uit verdragen en andere bronnen van internationaal recht voortvloeiende verplichtingen kunnen worden gehandhaafd, en
  • sociale vooruitgang en hogere levensstandaarden in grotere vrijheid te bevorderen.

EN TE DIEN EINDE
  • verdraagzaamheid te betrachten en in vrede met elkander te leven als goede naburen, en
  • onze krachten te bundelen ter handhaving van de internationale vrede en veiligheid, en
  • door het aanvaarden van beginselen en het invoeren van methodes te verzekeren, dat wapengeweld niet zal worden gebruikt behalve in het algemeen belang, en
  • gebruik te maken van internationale instellingen voor de bevordering van de economische en sociale vooruitgang van alle volken,

HEBBEN BESLOTEN ONZE INSPANNINGEN TE VERENIGEN OM DEZE DOELEINDEN TE VERWEZENLIJKEN.

Dienovereenkomstig hebben onze onderscheiden regeringen, door tussenkomst van hun in de stad San Francisco bijeengekomen vertegenwoordigers, die hun volmachten hebben overgelegd, welke in goede orde zijn bevonden, overeenstemming bereikt over dit Handvest van de Verenigde Naties en richten zij hierbij een internationale organisatie op, die de naam zal dragen van de Verenigde Naties.

Hoofdstuk I

Doelstellingen en beginselen

Artikel 1

De doelstellingen van de Verenigde Naties zijn:

1. De internationale vrede en veiligheid te handhaven en, met het oog daarop: doeltreffende gezamenlijke maatregelen te nemen ter voorkoming en opheffing van bedreigingen van de vrede en ter onderdrukking van daden van agressie of andere vormen van verbreking van de vrede, alsook met vreedzame middelen en in overeenstemming met de beginselen van gerechtigheid en internationaal recht, een regeling of beslechting van internationale geschillen of van situaties die tot verbreking van de vrede zouden kunnen leiden, tot stand te brengen;

2. Tussen de naties vriendschappelijke betrekkingen tot ontwikkeling te brengen, die zijn gegrond op eerbied voor het beginsel van gelijke rechten en van zelfbeschikking voor volken, en andere passende maatregelen te nemen ter versterking van de vrede overal ter wereld;

3. Internationale samenwerking tot stand te brengen bij het oplossen van internationale vraagstukken van economische, sociale, culturele of humanitaire aard, alsmede bij het bevorderen en stimuleren van eerbied voor de rechten van de mens en voor fundamentele vrijheden voor allen, zonder onderscheid naar ras, geslacht, taal of godsdienst; en

4. Een centrum te zijn voor de harmonisatie van het optreden van de naties ter verwezenlijking van deze gemeenschappelijke doelstellingen.

Artikel 2

Bij het nastreven van de in artikel 1 genoemde doelstellingen, dienen de Organisatie en haar Leden te handelen overeenkomstig de volgende beginselen:

1. De Organisatie is gegrond op het beginsel van soevereine gelijkheid van al haar Leden.

2. Ten einde alle Leden de rechten en voordelen die uit het lidmaatschap voortvloeien deelachtig te doen worden, dienen de Leden van de Organisatie de verplichtingen die zij overeenkomstig dit Handvest op zich hebben genomen, te goeder trouw na te komen.

3. Alle Leden brengen hun internationale geschillen langs vreedzame weg tot een oplossing, op zodanige wijze dat de internationale vrede en veiligheid en de gerechtigheid niet in gevaar worden gebracht.

4. In hun internationale betrekkingen onthouden alle Leden zich van bedreiging met of het gebruik van geweld tegen de territoriale integriteit of de politieke onafhankelijkheid van een staat, en van elke andere handelwijze die onverenigbaar is met de doelstellingen van de Verenigde Naties.

5. Alle Leden verlenen de Verenigde Naties volledige bijstand bij elk optreden waartoe de Organisatie overeenkomstig dit Handvest overgaat en zij onthouden zich van het verlenen van bijstand aan een staat waartegen de Verenigde Naties een preventieve of dwangactie ondernemen.

6. De Organisatie draagt er zorg voor dat staten die geen Lid van de Verenigde Naties zijn overeenkomstig deze beginselen handelen, voor zover dit voor de handhaving van de internationale vrede en veiligheid noodzakelijk kan zijn.

7. Geen enkele bepaling van dit Handvest geeft de Verenigde Naties de bevoegdheid tussenbeide te komen in aangelegenheden die wezenlijk onder de nationale rechtsmacht van een staat vallen, noch wordt op grond van enige bepaling daarin van de Leden verlangd dat zij zodanige aangelegenheden krachtens dit Handvest tot een oplossing brengen. Dit beginsel staat de toepassing van dwangmaatregelen ingevolge Hoofdstuk VII evenwel niet in de weg.

Hoofdstuk II

Lidmaatschap

Artikel 3

De oorspronkelijke Leden van de Verenigde Naties zijn de staten die hebben deelgenomen aan de Conferentie van de Verenigde Naties betreffende Internationale Organisatie te San Francisco, of die eerder de Verklaring van de Verenigde Naties van 1 januari 1942 hebben ondertekend, en dit Handvest ondertekenen en het bekrachtigen overeenkomstig artikel 110.

Artikel 4

1. Het Lidmaatschap van de Verenigde Naties staat open voor alle andere vredelievende staten die de in dit Handvest vervatte verplichtingen aanvaarden en die, naar het oordeel van de Organisatie, in staat en bereid zijn deze verplichtingen na te komen. 2. De toelating van zulk een staat tot het lidmaatschap van de Verenigde Naties geschiedt bij besluit van de Algemene Vergadering op aanbeveling van de Veiligheidsraad.

Artikel 5

Een Lid van de Verenigde Naties waartegen door de Veiligheidsraad een preventieve of dwangactie is ondernomen, kan, op aanbeveling van de Veiligheidsraad, door de Algemene Vergadering worden geschorst in de uitoefening van de aan het lidmaatschap verbonden rechten en voorrechten. De uitoefening van die rechten en voorrechten kan door de Veiligheidsraad worden hersteld.

Artikel 6

Een Lid van de Verenigde Naties dat bij voortduring de in dit Handvest vervatte beginselen heeft geschonden, kan, op aanbeveling van de Veiligheidsraad, door de Algemene Vergadering worden uitgestoten als Lid van de Organisatie.

Hoofdstuk III

Organen

Artikel 7

1. Als hoofdorganen van de Verenigde Naties worden ingesteld: een Algemene Vergadering, een Veiligheidsraad, een Economische en Sociale Raad, een Trustschapsraad, een Internationaal Gerechtshof en een Secretariaat.

2. Hulporganen waaraan behoefte zou blijken te bestaan kunnen overeenkomstig dit Handvest worden ingesteld.

Artikel 8

De Verenigde Naties laten zonder enige beperking mannen en vrouwen in aanmerking komen om in welke hoedanigheid ook en onder gelijke voorwaarden deel te nemen aan haar hoofdorganen en hulporganen.

Hoofdstuk IV

Algemene Vergadering

Samenstelling
Artikel 9

1. De Algemene Vergadering wordt gevormd door alle Leden van de Verenigde Naties.

2. Elk Lid heeft in de Algemene Vergadering niet meer dan vijf vertegenwoordigers. Functies en bevoegdheden Artikel.

Functies en bevoegdheden
Artikel 10

De Algemene Vergadering kan alle vraagstukken en alle zaken bespreken die binnen het kader van dit Handvest vallen of die betrekking hebben op de bevoegdheden en functies van organen waarin dit Handvest voorziet, en kan, behoudens het in artikel 12 bepaalde, met betrekking tot die vraagstukken of zaken aanbevelingen doen aan de Leden van de Verenigde Naties, of aan de Veiligheidsraad, of aan beide.

Artikel 11

1. De Algemene Vergadering kan de algemene beginselen van samenwerking bij het handhaven van de internationale vrede en veiligheid behandelen, met inbegrip van de beginselen voor ontwapening en wapenbeheersing, en kan met betrekking tot die beginselen aanbevelingen doen aan de Leden of aan de Veiligheidsraad, of aan beide.

2. De Algemene Vergadering kan alle vraagstukken bespreken betrekking hebbende op de handhaving van de internationale vrede en veiligheid, die door een Lid van de Verenigde Naties of door de Veiligheidsraad of, overeenkomstig artikel 35, tweede lid, door een staat die geen Lid is van de Verenigde Naties aan haar zijn voorgelegd, en zij kan, behoudens het in artikel 12 bepaalde, ten aanzien van dergelijke vraagstukken aanbevelingen doen aan de betrokken staat of staten, of aan de Veiligheidsraad, of aan beide. Elk dergelijk vraagstuk dat het nemen van maatregelen vereist, wordt door de Algemene Vergadering hetzij vóór hetzij na bespreking naar de Veiligheidsraad verwezen.

3. De Algemene Vergadering kan de aandacht van de Veiligheidsraad vestigen op situaties die de internationale vrede en veiligheid in gevaar dreigen te brengen.

4. De in dit artikel genoemde bevoegdheden van de Algemene Vergadering tasten de algemene strekking van artikel 10 niet aan.

Artikel 12

1. Zolang de Veiligheidsraad met betrekking tot enig geschil of enige situatie de hem krachtens dit Handvest opgedragen taken uitvoert, onthoudt de Algemene Vergadering zich ten aanzien van dat geschil of die situatie van het doen van enige aanbeveling, tenzij de Veiligheidsraad daarom verzoekt.

2. Met toestemming van de Veiligheidsraad doet de Secretaris-Generaal de Algemene Vergadering in iedere zitting mededeling van alle zaken betrekking hebbende op de handhaving van de internationale vrede en veiligheid die bij de Veiligheidsraad in behandeling zijn en hij geeft, op gelijke wijze, onmiddellijk nadat de Veiligheidsraad de behandeling van zulke zaken staakt, daarvan kennis aan de Algemene Vergadering of, indien deze niet in zitting bijeen is, aan de Leden van de Verenigde Naties.

Artikel 13

1. De Algemene Vergadering geeft opdracht tot het verrichten van studies en doet aanbevelingen gericht op:

a. het bevorderen van internationale samenwerking op politiek gebied en het stimuleren van de progressieve ontwikkeling en de codificatie van het internationaal recht;

b. het bevorderen van internationale samenwerking op economisch, sociaal en cultureel gebied, alsmede op het gebied van het onderwijs en de gezondheidszorg, en het medewerken aan de verwezenlijking van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden voor allen, zonder onderscheid naar ras, geslacht, taal of godsdienst.

2. De overige verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van de Algemene Vergadering met betrekking tot zaken die in het eerste lid, letter b, van dit artikel zijn genoemd, worden uiteengezet in de Hoofdstukken IX en X.

Artikel 14

Behoudens het in artikel 12 bepaalde, kan de Algemene Vergadering maatregelen aanbevelen voor de vreedzame regeling van iedere situatie, ongeacht waaruit deze voorkomt, ten aanzien waarvan zij het waarschijnlijk acht dat deze het algemeen welzijn of de vriendschappelijke betrekkingen tussen de naties zal schaden, met inbegrip van situaties die het gevolg zijn van een schending van de bepalingen van dit Handvest waarin de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties zijn uiteengezet.

Artikel 15

1. De Algemene Vergadering ontvangt en behandelt de jaarlijkse en de bijzondere verslagen van de Veiligheidsraad; deze verslagen omvatten onder meer een overzicht van de maatregelen waartoe de Veiligheidsraad heeft besloten of die hij heeft genomen ter handhaving van de internationale vrede en veiligheid.

2. De Algemene Vergadering ontvangt en behandelt de verslagen van de andere organen van de Verenigde Naties.

Artikel 16

De Algemene Vergadering voert met betrekking tot het Internationaal Trustschapsstelsel de taken uit die haar ingevolge de Hoofdstukken XII en XIII worden opgedragen, met inbegrip van het goedkeuren van de Trustschapsovereenkomsten voor gebieden die niet als strategisch worden aangemerkt.

Artikel 17

1. De Algemene Vergadering behandelt de begroting van de Organisatie en keurt deze goed.

2. De uitgaven van de Organisatie worden door de Leden gedragen volgens een door de Algemene Vergadering vastgestelde verdeelsleutel.

3. De Algemene Vergadering behandelt alle financiële en begrotingstechnische regelingen met de in artikel 57 bedoelde gespecialiseerde organisaties en hecht daaraan haar goedkeuring; zij onderwerpt de administratieve begrotingen van de gespecialiseerde organisaties aan een onderzoek met het oog op het doen van aanbevelingen aan de desbetreffende organisaties.

Stemmen
Artikel 18

1. Elk lid van de Algemene Vergadering heeft één stem.

2. Besluiten van de Algemene Vergadering over belangrijke zaken worden genomen met een meerderheid van twee derde van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen. Deze zaken omvatten mede: aanbevelingen met betrekking tot de handhaving van de internationale vrede en veiligheid, de verkiezing van de niet-permanente leden van de Veiligheidsraad, de verkiezing van de leden van de Economische en Sociale Raad, de verkiezing van leden van de Trustschapsraad overeenkomstig het bepaalde in artikel 86, eerste lid, letter c, de toelating van nieuwe Leden tot de Verenigde Naties, de schorsing van de aan het lidmaatschap verbonden rechten en voorrechten, de uitstoting van Leden, zaken betreffende de werking van het Trustschapsstelsel, alsmede begrotingszaken.

3. Besluiten over andere zaken, met inbegrip van het vaststellen van andere categorieën van zaken waarover met een meerderheid van twee derde dient te worden beslist, worden genomen met een meerderheid van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen.

Artikel 19

Een Lid van de Verenigde Naties dat zijn financiële bijdragen aan de Organisatie niet op tijd heeft betaald, mag in de Algemene Vergadering niet stemmen, indien het achterstallige bedrag gelijk is aan of hoger dan het bedrag dat over de twee volle voorafgaande jaren verschuldigd is. Niettemin kan de Algemene Vergadering zulk een Lid toestaan zijn stem uit te brengen, indien zij ervan overtuigd is dat het uitblijven van de betaling te wijten is aan omstandigheden buiten de macht van het Lid.

Procedure
Artikel 20

De Algemene Vergadering komt bijeen in gewone jaarlijkse zittingen en, zo de omstandigheden dit eisen, in bijzondere zittingen. Bijzondere zittingen worden, op verzoek van de Veiligheidsraad of van een meerderheid van de Leden van de Verenigde Naties, door de Secretaris-Generaal bijeengeroepen.

Artikel 21

De Algemene Vergadering stelt haar eigen huishoudelijk reglement vast. Voor iedere zitting kiest zij haar Voorzitter.

Artikel 22

De Algemene Vergadering kan die hulporganen instellen die zij nodig acht voor de uitoefening van haar taken.

Hoofdstuk V

Veiligheidsraad

Samenstelling
Artikel 23

1. De Veiligheidsraad bestaat uit vijftien Leden van de Verenigde Naties. De Republiek China, Frankrijk, de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Verenigde Staten van Amerika zijn permanente leden van de Veiligheidsraad. De Algemene Vergadering kiest tien andere Leden van de Verenigde Naties als niet-permanente Leden van de Veiligheidsraad, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden in de eerste plaats met de bijdrage van Leden van de Verenigde Naties tot de handhaving van de internationale vrede en veiligheid en tot de andere doelstellingen van de Organisatie, en tevens met een billijke geografische spreiding.

2. De niet-permanente leden van de Veiligheidsraad worden gekozen voor een termijn van twee jaar. Nadat het aantal leden van de Veiligheidsraad van elf tot vijftien is uitgebreid, worden bij de eerstvolgende verkiezing van de niet-permanente leden twee van de vier toegevoegde leden gekozen voor een termijn van een jaar. Een aftredend lid kan niet onmiddellijk worden herkozen.

3. Elk lid van de Veiligheidsraad heeft één vertegenwoordiger.

Functies en bevoegdheden
Artikel 24

1. Ten einde een snel en doeltreffend optreden van de Verenigde Naties te verzekeren, dragen de Leden de verantwoordelijkheid voor de handhaving van de internationale vrede en veiligheid in de eerste plaats op aan de Veiligheidsraad, en stemmen zij er in toe dat de Veiligheidsraad, bij de uitvoering van de uit die verantwoordelijkheid voortvloeiende taken, in hun naam handelt.

2. Bij de uitvoering van deze taken handelt de Veiligheidsraad overeenkomstig de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties. De bijzondere bevoegdheden die de Veiligheidsraad voor de uitvoering van deze taken worden verleend, zijn omschreven in de Hoofdstukken VI, VII, VIII en XII.

3. De Veiligheidsraad legt de Algemene Vergadering jaarlijkse verslagen en, zo nodig, bijzondere verslagen ter behandeling voor.

Artikel 25

De Leden van de Verenigde Naties komen overeen de besluiten van de Veiligheidsraad overeenkomstig dit Handvest te aanvaarden en uit te voeren.

Artikel 26

Ten einde de totstandkoming en de handhaving van de internationale vrede en veiligheid te bevorderen op een wijze waarbij een zo gering mogelijk deel van wat de wereld aan mensen en middelen te bieden heeft wordt uitgetrokken voor bewapening, heeft de Veiligheidsraad de verantwoordelijkheid om, met de hulp van het in artikel 47 genoemde Generale Staf-Comité, plannen op te stellen die worden voorgelegd aan de Leden van de Verenigde Naties om te komen tot een stelsel van wapenbeheersing.

Stemmen
Artikel 27

1. Elk lid van de Veiligheidsraad heeft één stem.

2. Besluiten van de Veiligheidsraad over procedurekwesties zijn aangenomen indien negen leden vóór stemmen.

3. Besluiten van de Veiligheidsraad over alle andere zaken zijn aangenomen, indien negen leden, waaronder zich de permanente leden bevinden, vóór stemmen, met dien verstande dat wanneer het besluiten ingevolge Hoofdstuk VI en artikel 52, derde lid, betreft, een partij bij een geschil zich van stemming onthoudt.

Procedure
Artikel 28

1. De Veiligheidsraad wordt zodanig georganiseerd dat hij voortdurend kan functioneren. Met het oog daarop dient ieder lid van de Veiligheidsraad ter plaatse waar de zetel van de Organisatie is gevestigd, te allen tijde vertegenwoordigd te zijn.

2. De Veiligheidsraad houdt regelmatig zittingen, waarop elk van de leden, zo het zulks verlangt, kan worden vertegenwoordigd door een lid van de regering of door een andere in het bijzonder daartoe aangewezen vertegenwoordiger.

3. De Veiligheidsraad kan, zo hij van oordeel is dat zijn taak daardoor wordt vergemakkelijkt, vergaderingen houden in andere plaatsen dan die waar de zetel van de Organisatie is gevestigd.

Artikel 29

De Veiligheidsraad kan die hulporganen instellen die hij nodig acht voor de uitoefening van zijn taken.

Artikel 30

De Veiligheidsraad stelt zijn eigen huishoudelijk reglement vast, met inbegrip van de wijze van verkiezing van zijn Voorzitter.

Artikel 31

Elk Lid van de Verenigde Naties dat geen lid is van de Veiligheidsraad, kan zonder stemrecht deelnemen aan de bespreking van elke zaak die voor de Veiligheidsraad wordt gebracht, indien deze van oordeel is dat de belangen van dat Lid in het bijzonder in het geding zijn.

Artikel 32

Elk lid van de Verenigde Naties dat geen lid is van de Veiligheidsraad, of elke staat die geen Lid is van de Verenigde Naties, wordt, indien dat Lid of die staat partij is bij een geschil dat bij de Veiligheidsraad in behandeling is, uitgenodigd, zonder tot stemmen gerechtigd te zijn, deel te nemen aan de met het geschil verband houdende bespreking. De Veiligheidsraad stelt de voorwaarden vast die hij juist acht voor het deelnemen van een staat die geen Lid is van de Verenigde Naties.

Hoofdstuk VI

Vreedzame regeling van geschillen

Artikel 33

1. De partijen bij een geschil waarvan het voortbestaan de handhaving van de internationale vrede en veiligheid in gevaar dreigt te brengen, dienen daarvoor allereerst een oplossing te zoeken door onderhandelingen, feitenonderzoek, bemiddeling, conciliatie, arbitrage, een rechterlijke beslissing, het doen van een beroep op regionale organen of akkoorden, of andere vreedzame middelen naar hun eigen keuze.

2. Zo hij zulks nodig acht, doet de Veiligheidsraad een beroep op de partijen hun geschil langs deze wegen te regelen.

Artikel 34

De Veiligheidsraad kan elk geschil onderzoeken alsmede elke situatie die tot internationale wrijving kan leiden of de aanleiding kan vormen tot een geschil, ten einde vast te stellen of het voortduren van het geschil of van de situatie de handhaving van de internationale vrede en veiligheid in gevaar dreigt te brengen.

Artikel 35

1. Elk lid van de Verenigde Naties kan elk geschil of elke situatie zoals bedoeld in artikel 34 onder de aandacht brengen van de Veiligheidsraad of van de Algemene Vergadering.

2. Een staat die geen Lid is van de Verenigde Naties kan elk geschil waarbij hij partij is onder de aandacht brengen van de Veiligheidsraad of van de Algemene Vergadering, indien hij vooraf ten aanzien van dat geschil de verplichtingen voor een vreedzame regeling zoals in dit Handvest voorzien, aanvaardt.

3. Het optreden van de Algemene Vergadering met betrekking tot zaken die krachtens dit artikel onder haar aandacht worden gebracht, is onderworpen aan de bepalingen van de artikelen 11 en 12.

Artikel 36

1. De Veiligheidsraad kan in ieder stadium van een geschil als bedoeld in artikel 33 of van een soortgelijke situatie passende procedures of methodes tot regeling ervan aanbevelen.

2. De Veiligheidsraad dient rekening te houden met eventuele procedures ter oplossing van het geschil die reeds door de partijen zijn aanvaard.

3. Bij het doen van aanbevelingen ingevolge dit artikel dient de Veiligheidsraad er eveneens rekening mee te houden dat als algemene regel rechtsgeschillen door de partijen dienen te worden voorgelegd aan het Internationaal Gerechtshof, overeenkomstig de bepalingen van het Statuut van het Hof.

Artikel 37

1. Indien de partijen bij een geschil zoals bedoeld in artikel 33 er niet in slagen dat geschil op te lossen met behulp van de in dat artikel aangeduide middelen, leggen zij het voor aan de Veiligheidsraad.

2. Indien de Veiligheidsraad van oordeel is dat het voortbestaan van het geschil de handhaving van de internationale vrede en veiligheid inderdaad in gevaar dreigt te brengen, besluit hij of hij zal handelen overeenkomstig artikel 36, dan wel dat hij een zodanige regeling zal aanbevelen als hij passend acht.

Artikel 38

Onverminderd de bepalingen van de artikelen 33 tot en met 37, kan de Veiligheidsraad, indien alle partijen bij een geschil zulks verzoeken, de partijen aanbevelingen doen met het oog op een vreedzame regeling van het geschil.

Hoofdstuk VII

Optreden met betrekking tot bedreiging van de vrede, verbreking van de vrede en daden van agressie

Artikel 39

De Veiligheidsraad stelt vast of er sprake is van een bedreiging van de vrede, verbreking van de vrede of daad van agressie, en doet aanbevelingen, of beslist welke maatregelen zullen worden genomen overeenkomstig de artikelen 41 en 42 tot handhaving of herstel van de internationale vrede en veiligheid.

Artikel 40

Om te voorkomen dat de situatie verergert, kan de Veiligheidsraad, alvorens de aanbevelingen te doen of te besluiten tot het nemen van maatregelen als bedoeld in artikel 39, een beroep doen op de betrokken partijen zich te houden aan de voorlopige maatregelen die de Raad noodzakelijk of gewenst acht. Deze voorlopige maatregelen laten de rechten, aanspraken, of de positie van de betrokken partijen onverlet. Indien deze voorlopige maatregelen niet worden nageleefd, houdt de Veiligheidsraad daarmee terdege

Artikel 41

De Veiligheidsraad kan besluiten welke maatregelen waaraan geen wapengeweld te pas komt, dienen te worden genomen om zijn besluiten ten uitvoer te brengen en kan de Leden van de Verenigde Naties oproepen om deze maatregelen toe te passen. Deze kunnen omvatten het volledig of gedeeltelijk verbreken van de economische betrekkingen, alsmede van de spoor-, zee-, lucht-, post-, telegraaf- en radioverbindingen en van andere verbindingen, en het afbreken van diplomatieke betrekkingen.

Artikel 42

Mocht de Veiligheidsraad van oordeel zijn dat de in artikel 41 bedoelde maatregelen onvoldoende zouden zijn of dat zij onvoldoende zijn gebleken, dan kan hij overgaan tot zulk optreden door middel van lucht-, zee- of landstrijdkrachten als nodig is voor de handhaving of het herstel van de internationale vrede en veiligheid. Zulk optreden kan omvatten demonstraties, blokkades en andere operaties door lucht-, zee- of landstrijdkrachten van Leden van de Verenigde Naties.

Artikel 43

1. Ten einde bij te dragen tot de handhaving van de internationale vrede en veiligheid nemen alle Leden van de Verenigde Naties de verplichting op zich aan de Veiligheidsraad, op diens oproep en krachtens een of meerdere bijzondere overeenkomsten, zodanige gewapende strijdkrachten ter beschikking te stellen en zodanige bijstand en faciliteiten, waaronder het recht van doortocht, te verlenen als noodzakelijk zijn voor de handhaving van de internationale vrede en veiligheid.

2. In een dergelijke overeenkomst of overeenkomsten worden de getalsterkte en de aard van de strijdkrachten, hun graad van paraatheid en hun algemene legering, alsmede de aard van de te verlenen faciliteiten en bijstand, geregeld.

3. Over de overeenkomsten of overeenkomsten wordt zo spoedig mogelijk onderhandeld op initiatief van de Veiligheidsraad. Zij worden gesloten tussen de Veiligheidsraad en Leden of tussen de Veiligheidsraad en groepen Leden en zijn onderworpen aan bekrachtiging door de staten die ze ondertekend hebben, overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke procedures.

Artikel 44

Wanneer de Veiligheidsraad heeft besloten geweld te gebruiken, nodigt hij, alvorens een Lid dat niet in de Raad is vertegenwoordigd op te roepen strijdkrachten ter beschikking te stellen ter voldoening aan de ingevolge artikel 43 aanvaarde verplichtingen, dat Lid uit om, zo het de wens daartoe te kennen geeft, deel te nemen aan de besluitvorming van de Veiligheidsraad betreffende het gebruik van contingenten van de strijdkrachten van dat Lid.

Artikel 45

Ten einde de Verenigde Naties in staat te stellen dringend geboden militaire maatregelen te nemen, houden de Leden nationale luchtmachtcontingenten voor onmiddellijke inzet beschikbaar met het oog op een gezamenlijke internationale dwangactie. De sterkte en graad van paraatheid van deze contingenten, alsmede de plannen voor hun gezamenlijk optreden worden, binnen de grenzen genoemd in de in artikel 43 bedoelde bijzondere overeenkomst of overeenkomsten, vastgesteld door de Veiligheidsraad, met de hulp van het Generale Staf-Comité.

Artikel 46

Plannen voor het gebruik van gewapend geweld worden door de Veiligheidsraad, met de hulp van het Generale Staf-Comité, opgesteld.

Artikel 47

1. Er wordt een Generale Staf-Comité ingesteld om de Veiligheidsraad advies en bijstand te verlenen inzake alle aangelegenheden die verband houden met de militaire behoeften van de Veiligheidsraad ter handhaving van de internationale vrede en veiligheid, het inzetten van en de bevelvoering over de aan de Raad ter beschikking gestelde strijdkrachten, de wapenbeheersing en eventuele ontwapening.

2. Het Generale Staf-Comité bestaat uit de Stafchefs van de permanente leden van de Veiligheidsraad of hun vertegenwoordigers. Elk Lid van de Verenigde Naties dat niet permanent in het Comité is vertegenwoordigd, wordt door het Comité uitgenodigd zich daarin te doen vertegenwoordigen, wanneer de doelmatige uitvoering van de taak van het Comité het noodzakelijk maakt dat dat Lid aan de werkzaamheden van het Comité deelneemt.

3. Het Generale Staf-Comité is, onder toezicht van de Veiligheidsraad, verantwoordelijk voor de strategische leiding van de aan de Veiligheidsraad ter beschikking gestelde strijdkrachten. Vraagstukken die met de bevelvoering over deze strijdkrachten verband houden, worden later uitgewerkt.

4. Het Generale Staf-Comité kan, met machtiging van de Veiligheidsraad en na overleg met de daarvoor in aanmerking komende regionale organen, regionale sub-comités instellen.

Artikel 48

1. Het optreden dat nodig is ter uitvoering van de besluiten van de Veiligheidsraad voor de handhaving van de internationale vrede en veiligheid geschiedt door alle Leden van de Verenigde Naties of door sommige daarvan, al naar gelang de Veiligheidsraad bepaalt.

2. Die besluiten worden door de Leden van de Verenigde Naties rechtstreeks uitgevoerd of door middel van hun optreden in de daarvoor in aanmerking komende internationale instellingen waarvan zij lid zijn.

Artikel 49

De Leden van de Verenigde Naties werken samen ten einde elkaar wederzijds bijstand te verlenen bij het uitvoeren van de maatregelen waartoe de Veiligheidsraad heeft besloten.

Artikel 50

Indien door de Veiligheidsraad tegen een staat preventieve maatregelen of dwangmaatregelen worden genomen, heeft elke andere staat, onverschillig of deze al dan niet Lid is van de Verenigde Naties, die zich gesteld ziet voor bijzondere economische problemen, voortvloeiend uit de tenuitvoerlegging van die maatregelen, het recht de Veiligheidsraad te raadplegen ten einde tot een oplossing van deze vraagstukken te komen.

Artikel 51

Geen enkele bepaling van dit Handvest doet afbreuk aan het inherente recht tot individuele of collectieve zelfverdediging in geval van een gewapende aanval tegen een Lid van de Verenigde Naties, totdat de Veiligheidsraad de noodzakelijke maatregelen ter handhaving van de internationale vrede en veiligheid heeft genomen. Maatregelen die door de Leden zijn genomen bij de uitoefening van dit recht tot zelfverdediging dienen onverwijld ter kennis van de Veiligheidsraad te worden gebracht en tasten op geen enkele wijze de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de Veiligheidsraad ingevolge dit Handvest aan om op enigerlei tijdstip over te gaan tot zulk optreden als hij nodig acht voor de handhaving of het herstel van de internationale vrede en veiligheid.

Hoofdstuk VIII

Regionale akkoorden

Artikel 52

1. Geen enkele bepaling van dit Handvest sluit het bestaan uit van regionale akkoorden of organen voor het behandelen van die aangelegenheden die de handhaving van de internationale vrede en veiligheid betreffen en welke in aanmerking komen voor optreden in regionaal verband, mits die akkoorden of organen en hun activiteiten verenigbaar zijn met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties. 2. De Leden van de Verenigde Naties die zulke akkoorden sluiten of zulke instellingen oprichten, laten, voordat zij lokale geschillen aan de Veiligheidsraad voorleggen, niets onbeproefd om deze op vreedzame wijze op te lossen in het kader van die regionale akkoorden of instellingen. 3. De Veiligheidsraad bevordert de ontwikkeling van een vreedzame regeling van lokale geschillen in het kader van regionale akkoorden of instellingen, hetzij op initiatief van de betrokken staten, hetzij ingevolge verwijzing door de Veiligheidsraad. 4. Dit artikel doet in generlei opzicht afbreuk aan de toepassing van de artikelen 34 en 35.

Artikel 53

1. Indien daartoe aanleiding bestaat, maakt de Veiligheidsraad van zulke regionale akkoorden of instellingen gebruik voor de uitvoering van op zijn gezag ondernomen dwangacties. Evenwel worden er geen dwangacties ingevolge regionale akkoorden of door regionale instellingen ondernomen zonder machtiging van de Veiligheidsraad, behoudens wanneer het maatregelen betreft tegen een vijandelijke staat zoals omschreven in het tweede lid van dit artikel, welke zijn voorzien in artikel 107 of in regionale akkoorden gericht tegen hervatting van een beleid van agressie van de kant van zulk een staat, totdat de Organisatie, op verzoek van de desbetreffende regeringen, zou worden belast met de verantwoordelijkheid voor het voorkomen van verdere agressie van de kant van zulk een staat. 2. De term «vijandelijke staat» zoals gebruikt in het eerste lid van dit artikel is van toepassing op elke staat die tijdens de Tweede Wereldoorlog een vijand is geweest van een staat die dit Handvest heeft ondertekend.

Artikel 54

De Veiligheidsraad wordt te allen tijde volledig op de hoogte gehouden van alle activiteiten die krachtens regionale akkoorden of door regionale instellingen zijn ondernomen of worden overwogen ter handhaving van de internationale vrede en veiligheid.

Hoofdstuk IX

Internationale economische en sociale samenwerking

Artikel 55

Met het oog op het scheppen van een sfeer van stabiliteit en welzijn, nodig voor het onderhouden van vreedzame en vriendschappelijke betrekkingen tussen de naties, welke zijn gegrond op eerbied voor het beginsel van gelijke rechten en van zelfbeschikking voor volken, bevorderen de Verenigde Naties: a. hogere levensstandaarden, volledige werkgelegenheid en voorwaarden voor economische en sociale vooruitgang en ontwikkeling; b. oplossingen voor internationale economische en sociale problemen, problemen van gezondheidszorg en aanverwante vraagstukken, alsmede internationale samenwerking inzake cultuur en onderwijs; en c. universele eerbiediging en inachtneming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden voor allen, zonder onderscheid naar ras, geslacht, taal of godsdienst.

Artikel 56

Alle Leden verbinden zich gezamenlijk en afzonderlijk op te treden in samenwerking met de Organisatie ter verwezenlijking van de in artikel 55 genoemde doeleinden.

Artikel 57

1. De verschillende gespecialiseerde organisaties die door een overeenkomst tussen regeringen zijn ingesteld en die, zoals omschreven in hun statuten, omvangrijke internationale verantwoordelijkheden hebben op economisch, sociaal en cultureel gebied, alsook op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg en aanverwante gebieden, worden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 63, verbonden met de Verenigde Naties. 2. De organisaties die aldus met de Verenigde Naties worden verbonden, worden hierna gespecialiseerde organisaties genoemd.

Artikel 58

De Organisatie doet aanbevelingen voor het coördineren van het beleid en de werkzaamheden van de gespecialiseerde organisaties.

Artikel 59

Zo zij daartoe aanleiding ziet, neemt de Organisatie het initiatief tot onderhandelingen tussen de betrokken staten voor het oprichten van nieuwe gespecialiseerde organisaties die nodig zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 55 genoemde doeleinden.

Artikel 60

De verantwoordelijkheid voor het vervullen van de in dit Hoofdstuk genoemde functies van de Organisatie berust bij de Algemene Vergadering en, onder gezag van de Algemene Vergadering, bij de Economische en Sociale Raad, die daartoe de in Hoofdstuk X genoemde bevoegdheden heeft.

Hoofdstuk X

Economische en Sociale Raad

Samenstelling
Artikel 61

1. De Economische en Sociale Raad bestaat uit vierenvijftig Leden van de Verenigde Naties, gekozen door de Algemene Vergadering. 2. Met inachtneming van de bepalingen van lid 3, worden ieder jaar achttien leden van de Economische en Sociale Raad gekozen voor een periode van drie jaar. Uittredende leden kunnen onmiddellijk worden herkozen. 3. Bij de eerste verkiezing die zal plaats hebben nadat het aantal leden van de Economische en Sociale Raad van zevenentwintig op vierenvijftig is gebracht, worden zevenentwintig leden gekozen buiten die welke zijn gekozen ter vervanging van de negen leden wier zittingstermijn op het einde van het jaar eindigt. De zittingstermijn van negen van deze zevenentwintig bijkomende leden eindigt na verloop van een jaar en die van negen andere na verloop van twee jaar, overeenkomstig de regelingen vastgesteld door de Algemene Vergadering. 4. Elk lid van de Economische en Sociale Raad heeft een vertegenwoordiger in de Raad.

Functies en bevoegdheden
Artikel 62

1. De Economische en Sociale Raad kan studies en rapporten maken of het initiatief daartoe nemen, met betrekking tot internationale economische, sociale of culturele aangelegenheden, alsook in aangelegenheden betreffende onderwijs, gezondheidszorg en aanverwante zaken en kan ten aanzien van zulke aangelegenheden aanbevelingen doen aan de Algemene Vergadering, de Leden van de Verenigde Naties en de betrokken gespecialiseerde organisaties. 2. Hij kan aanbevelingen doen met het oog op het bevorderen van de eerbiediging en inachtneming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden voor allen. 3. Hij kan ontwerp-verdragen opstellen ter voorlegging aan de Algemene Vergadering, met betrekking tot aangelegenheden die binnen zijn bevoegdheid vallen. 4. Hij kan, overeenkomstig door de Verenigde Naties voorgeschreven regels, internationale conferenties bijeenroepen over aangelegenheden die binnen zijn bevoegdheid vallen.

Artikel 63

1. De Economische en Sociale Raad kan met elk van de in artikel 57 bedoelde organisaties overeenkomsten aangaan en de voorwaarden vaststellen waarop de desbetreffende organisatie zal worden verbonden met de Verenigde Naties. Deze overeenkomsten zijn onderworpen aan de goedkeuring van de Algemene Vergadering. 2. Hij kan de werkzaamheden van de gespecialiseerde organisaties coördineren door overleg te plegen met en aanbevelingen te doen aan deze organisaties en door aanbevelingen te doen aan de Algemene Vergadering en aan de Leden van de Verenigde Naties.

Artikel 64

1. De Economische en Sociale Raad kan passende stappen doen om regelmatig verslagen te verkrijgen van de gespecialiseerde organisaties. Hij kan regelingen treffen met de Leden van de Verenigde Naties en met de gespecialiseerde organisaties om verslagen te verkrijgen over de stappen die zijn gedaan ter uitvoering van zijn eigen aanbevelingen en van aanbevelingen van de Algemene Vergadering over binnen de grenzen van zijn bevoegdheid vallende aangelegenheden. 2. Hij kan zijn opmerkingen over deze verslagen ter kennis brengen van de Algemene Vergadering.

Artikel 65

De Economische en Sociale Raad kan de veiligheidsraad inlichtingen verstrekken en staat de Veiligheidsraad op diens verzoek bij.

Artikel 66

1. De Economische en Sociale Raad oefent de binnen zijn bevoegdheid vallende functies uit die verband houden met de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van de Algemene Vergadering. 2. Hij kan, met goedkeuring van de Algemene Vergadering, op verzoek van Leden van de Verenigde Naties, of op verzoek van gespecialiseerde organisaties, diensten verlenen. 3. Verder oefent hij de functies uit die elders in dit Handvest worden omschreven of die hem door de Algemene Vergadering worden opgedragen.

Stemmen
Artikel 67

1. Elk lid van de Economische en Sociale Raad heeft één stem. 2. Besluiten van de Economische en Sociale Raad worden genomen met een meerderheid van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen.

Procedure
Artikel 68

De Economische en Sociale Raad stelt commissies in op economisch en sociaal gebied en voor de bevordering van de rechten van de mens, alsmede andere commissies die nodig zijn voor het uitoefenen van zijn functies.

Artikel 69

De Economische en Sociale Raad nodigt bij zijn beraadslagingen over een aangelegenheid die voor een Lid van de Verenigde Naties van bijzonder belang is, dat Lid uit om zonder stemrecht aan die beraadslagingen deel te nemen.

Artikel 70

De Economische en Sociale Raad kan regelingen treffen voor de deelname zonder stemrecht van vertegenwoordigers van de gespecialiseerde organisaties aan zijn beraadslagingen en aan die van de door de Raad ingestelde commissies en voor deelname van zijn eigen vertegenwoordigers aan de beraadslagingen van de gespecialiseerde organisaties.

Artikel 71

De Economische en Sociale Raad kan passende regelingen treffen voor het plegen van overleg met niet-gouvernementele organisaties die betrokken zijn bij binnen zijn bevoegdheid vallende aangelegenheden. Zulke regelingen kunnen worden getroffen met internationale organisaties en, zo daartoe aanleiding bestaat en na overleg met het betrokken Lid van de Verenigde Naties, met nationale organisaties.

Artikel 72

1. De Economische en Sociale Raad stelt zijn eigen huishoudelijk reglement vast, met inbegrip van de wijze van verkiezing van zijn Voorzitter. 2. De Economische en Sociale Raad komt naar behoefte bijeen overeenkomstig zijn reglement, waarin tevens de mogelijkheid dient te zijn voorzien voor het bijeenroepen van vergaderingen op verzoek van een meerderheid van zijn leden.

Hoofdstuk XI

Verklaring betreffende niet-zelfbesturende gebieden

Artikel 73

Leden van de Verenigde Naties die verantwoordelijkheid dragen of aanvaarden voor het bestuur van gebieden waarvan de bevolking nog geen volledig zelfbestuur heeft verworven, erkennen het beginsel dat de belangen van de inwoners van deze gebieden op de eerste plaats komen, en aanvaarden, als een heilige opdracht, de verplichting binnen het in dit Handvest vastgelegde stelsel van internationale vrede en veiligheid, het welzijn van de inwoners van deze gebieden naar beste krachten te bevorderen en, te dien einde: a. de politieke, economische en sociale vooruitgang van deze volken, alsmede hun vooruitgang op het gebied van het onderwijs, hun rechtvaardige behandeling en hun bescherming tegen misbruiken, te verzekeren, met inachtneming van de nodige eerbied voor hun cultuur; b. zelfbestuur te ontwikkelen, terdege rekening te houden met de politieke aspiraties van de volken en hen bij te staan bij de progressieve ontwikkeling van hun vrije politieke instellingen, overeenkomstig de bijzondere omstandigheden van elk gebied en zijn bevolking en hun verschillende stadia van ontwikkeling; c. de internationale vrede en veiligheid te bevorderen; d. de totstandkoming van constructieve op ontwikkeling gerichte maatregelen te bevorderen, het wetenschappelijk onderzoek aan te moedigen en samen te werken, zowel onderling als, zo daartoe aanleiding bestaat, met gespecialiseerde internationale lichamen, met het oog op de praktische verwezenlijking van de in dit artikel genoemde sociale, economische en wetenschappelijke doelstellingen; en e. met inachtneming van de door overwegingen van veiligheid en door constitutionele overwegingen opgelegde beperkingen, regelmatig aan de Secretaris-Generaal, ter informatie, statistische en andere gegevens van technische aard te doen toekomen, die betrekking hebben op de economische en sociale omstandigheden, alsmede op het onderwijs in de gebieden waarvoor zij onderscheidenlijk verantwoordelijkheid dragen en welke niet behoren tot de gebieden waarop de Hoofdstukken XII en XIII van toepassing zijn.

Artikel 74

De Leden van de Verenigde Naties komen ook overeen dat hun beleid met betrekking tot de gebieden waarop dit Hoofdstuk van toepassing is, evenzeer als met betrekking tot het moederland, dient te zijn gegrond op het algemeen beginsel van goede nabuurschap waarbij terdege rekening wordt gehouden met de belangen en het welzijn van de rest van de wereld waar het sociale, economische en commerciële zaken betreft.

Hoofdstuk XII

Internationaal trustschapsstelsel

Artikel 75

De Verenigde Naties stellen onder hun gezag een internationaal trustschapsstelsel in voor het bestuur van en het uitoefenen van toezicht over de gebieden die bij latere bijzondere overeenkomsten onder dit stelsel kunnen worden geplaatst. Deze gebieden worden hierna trustgebieden genoemd.

Artikel 76

De voornaamste oogmerken van het trustschapsstelsel zijn, overeenkomstig de in artikel 1 van dit Handvest neergelegde doelstellingen van de Verenigde Naties;

a. het bevorderen van de internationale vrede en veiligheid;

b. het bevorderen van de politieke, economische en sociale vooruitgang, alsmede de vooruitgang op onderwijsgebied, van de inwoners van de trustgebieden, en hun geleidelijke ontwikkeling tot zelfbestuur of onafhankelijkheid, daarbij rekening houdende met de bijzondere omstandigheden van elk gebied en zijn bevolking en met de in vrijheid kenbaar gemaakte wensen van de betrokken volken en met inachtneming van de bepalingen van elke trustschapsovereenkomst;

c. het bevorderen van eerbiediging van de rechten van de mens en van de fundamentele vrijheden voor allen, zonder onderscheid naar ras, geslacht, taal of godsdienst, alsmede het bevorderen van de erkenning van de onderlinge onafhankelijkheid van alle volken van de wereld; en

d. het verzekeren van een gelijke behandeling in sociale, economische en commerciële aangelegenheden voor alle Leden van de Verenigde Naties en hun onderdanen, alsmede een gelijke behandeling voor bedoelde onderdanen wat de rechtsbedeling betreft, onverminderd de verwezenlijking van de eerder genoemde doelstellingen en met inachtneming van de bepalingen van artikel 80.

Artikel 77

1. Het trustschapsstelsel is van toepassing op de tot de volgende categorieën behorende gebieden die, op grond van trustschapsovereenkomsten, daaronder worden gebracht:

a. gebieden die thans onder mandaat staan;

b. gebieden die, als gevolg van de Tweede Wereldoorlog, van vijandelijke staten kunnen worden losgemaakt; en

c. gebieden die door de voor het bestuur daarvan verantwoordelijke staten vrijwillig onder dit stelsel worden gebracht,

2. Op een later tijdstip zal moeten worden overeengekomen welke gebieden behorende tot de voorgaande categorieën onder het trustschapsstelsel zullen worden gebracht, en op welke voorwaarden.

Artikel 78

Het trustschapsstelsel is niet van toepassing op gebieden die Lid zijn geworden van de Verenigde Naties; de betrekkingen tussen de Leden onderling zijn gegrond op eerbied voor het beginsel van soevereine gelijkheid.

Artikel 79

De trustschapsbepalingen die zullen gelden voor elk gebied dat onder het trustschapsstelsel wordt gebracht en elke wijziging of amendering daarvan, worden overeengekomen tussen de rechtstreeks betrokken staten, met inbegrip van de mandaatmogendheid, indien het gebieden betreft die onder mandaat staan van een Lid van de Verenigde Naties, en worden goedgekeurd op de wijze voorzien in de artikelen 83 en 85.

Artikel 80

1. Tenzij anders is bepaald in de afzonderlijke trustschapsovereenkomsten, waarbij krachtens de artikelen 77, 79 en 81 elk gebied onder het trustschapsstelsel wordt gebracht, en totdat deze overeenkomsten zijn gesloten, mag geen enkele bepaling in dit Hoofdstuk zo worden uitgelegd dat daardoor enig recht van een staat of van een volk, of de bepalingen van bestaande internationale akten waarbij Leden van de Verenigde Naties partij zijn, zouden worden gewijzigd.

2. Het eerste lid van dit artikel mag niet zo worden uitgelegd dat dit gronden zou bevatten voor het vertragen of uitstellen van de onderhandelingen over en het sluiten van overeenkomsten betreffende het onder het trustschapsstelsel brengen van mandaatgebieden en andere gebieden, zoals voorzien in artikel 77.

Artikel 81

In de trustschapsovereenkomst dient steeds te worden vermeld onder welke voorwaarden het trustgebied zal worden bestuurd en welke autoriteit het bestuur van het trustgebied zal uitoefenen. Een zodanige autoriteit, hierna te noemen de bestuursautoriteit, kan worden gevormd door één of meer staten of door de Organisatie zelf.

Artikel 82

In elke trustschapsovereenkomst kan een strategische zone of kunnen strategische zones worden aangewezen, omvattende een deel van het trustgebied of het gehele trustgebied waarop de overeenkomst van toepassing is, onverminderd enige bijzondere overeenkomst of overeenkomsten gesloten krachtens artikel 43.

Artikel 83

1. Alle functies van de Verenigde Naties die betrekking hebben op strategische zones, met inbegrip van het goedkeuren van de bepalingen van de trustschapsovereenkomsten, alsmede van wijziging of amendering daarvan, worden uitgeoefend door de Veiligheidsraad.

2. De in artikel 76 genoemde voornaamste oogmerken zijn van toepassing op de bevolking van elke strategische zone.

3. De Veiligheidsraad doet, met inachtneming van de bepalingen van de trustschapsovereenkomsten en onverminderd veiligheidsoverwegingen, een beroep op de bijstand van de Trustschapsraad om die functies van de Verenigde Naties onder het trustschapsstelsel uit te oefenen die betrekking hebben op politieke, economische en sociale zaken en op zaken het onderwijs betreffende, in de strategische zones.

Artikel 84

Het behoort tot de taak van de bestuursautoriteit erop toe te zien dat het trustgebied zijn bijdrage levert tot de handhaving van de internationale vrede en veiligheid. Daartoe kan de bestuursautoriteit gebruik maken van vrijwillige strijdkrachten, faciliteiten en bijstand van het trustgebied, zowel voor het nakomen van de verplichtingen tegenover de Veiligheidsraad die de bestuursautoriteit in dit verband op zich heeft genomen, als voor de plaatselijke verdediging en de handhaving van orde en rust in het trustgebied.

Artikel 85

1. De functies van de Verenigde Naties met betrekking tot trustschapsovereenkomsten voor alle niet als strategisch aangemerkte zones, waaronder begrepen het goedkeuren van de bepalingen van de trustschapsovereenkomsten, alsmede van wijzigingen of amenderingen daarvan, worden uitgeoefend door de Algemene Vergadering.

2. De Trustschapsraad, die onder het gezag van de Algemene Vergadering werkt, verleent de Algemene Vergadering bijstand bij het uitoefenen van deze functies.

Hoofdstuk XIII

De Trustschapsraad 

Samenstelling
Artikel 86

1. De Trustschapsraad bestaat uit de volgende Leden van de Verenigde Naties: a. de Leden die trustgebieden besturen; b. diegenen van de in artikel 23 met name genoemde Leden die geen trustgebieden besturen; en c. zoveel andere door de Algemene Vergadering voor een ambtstermijn van drie jaar gekozen leden als nodig kan blijken om te verzekeren dat het totale aantal leden van de Trustschapsraad voor gelijke delen bestaat uit Leden van de Verenigde Naties die trustgebieden besturen en Leden die dat niet doen. 2. Elk lid van de Trustschapsraad wijst een daarvoor in het bijzonder bevoegde persoon aan om hem daarin te vertegenwoordigen.

Functies en bevoegdheden
Artikel 87

De Algemene Vergadering en, onder haar gezag, de Trustschapsraad kunnen bij de uitoefening van hun functies: a. verslagen behandelen die door de bestuursautoriteit worden voorgelegd; b. verzoekschriften in ontvangst nemen en deze, in overleg met de bestuursautoriteit, onderzoeken; c. voorzien in periodieke bezoeken aan de onderscheiden trustgebieden op met de bestuursautoriteit overeen te komen tijdstippen; en d. deze en andere maatregelen nemen in overeenstemming met de bepalingen van de trustschapsovereenkomsten.

Artikel 88

De Trustschapsraad stelt een vragenlijst op over de politieke, economische en sociale ontwikkeling, alsmede over de ontwikkeling op het gebied van het onderwijs van de inwoners van elk trustgebied, en op basis van een zodanige vragenlijst brengt de bestuursautoriteit voor elk trustgebied dat binnen de bevoegdheid van de Algemene Vergadering valt, jaarlijks aan de Algemene Vergadering verslag uit.

Stemmen
Artikel 89

1. Elk lid van de Trustschapsraad heeft één stem. 2. Besluiten van de Trustschapsraad worden genomen met een meerderheid van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen.

Procedure
Artikel 90

1. De Trustschapsraad stelt zijn eigen huishoudelijk reglement vast, met inbegrip van de wijze van verkiezing van zijn Voorzitter. 2. De Trustschapsraad komt naar behoefte bijeen overeenkomstig zijn reglement, waarin tevens dient te zijn voorzien in de mogelijkheid van het bijeenroepen van vergaderingen op verzoek van een meerderheid van zijn leden.

Artikel 91

De Trustschapsraad maakt, als daartoe aanleiding bestaat, gebruik van de bijstand van de Economische en Sociale Raad, alsmede van de gespecialiseerde organisaties met betrekking tot zaken waarbij zij betrokken zijn.

Hoofdstuk XIV

Internationaal Gerechtshof

Artikel 92

Het Internationaal Gerechtshof is het voornaamste gerechtelijk orgaan van de Verenigde Naties. Het functioneert overeenkomstig het aan dit Handvest gehechte Statuut, dat is gegrond op het Statuut van het Permanente Hof van Internationale Justitie en dat een integrerend deel uitmaakt van dit Handvest.

Artikel 93

1. Alle Leden van de Verenigde Naties zijn ipso facto partij bij het Statuut van het Internationaal Gerechtshof.

2. Een staat die geen Lid is van de Verenigde Naties kan partij worden bij het Statuut van het Internationaal Gerechtshof op voorwaarden die van geval tot geval door de Algemene Vergadering, op aanbeveling van de Veiligheidsraad, worden vastgesteld.

Artikel 94

1. Elk Lid van de Verenigde Naties verbindt zich, de beslissing van het Internationaal Gerechtshof na te leven in iedere zaak waarbij het partij is.

2. Indien een partij bij een zaak in gebreke blijft de verplichtingen na te komen welke voortvloeien uit een door het Hof gewezen vonnis, kan de andere partij een beroep doen op de Veiligheidsraad, die, zo hij dit nodig oordeelt, aanbevelingen kan doen of kan besluiten tot het nemen van maatregelen om het vonnis te doen uitvoeren.

Artikel 95

Geen enkele bepaling van dit Handvest belet de Leden van de Verenigde Naties de oplossing van hun geschillen aan andere gerechtelijke instanties op te dragen krachtens reeds bestaande of in de toekomst te sluiten overeenkomsten.

Artikel 96

1. De Algemene Vergadering of de Veiligheidsraad kan het Internationaal Gerechtshof verzoeken een advies uit te brengen betreffende juridische kwesties.

2. Ook andere organen van de Verenigde Naties en gespecialiseerde organisaties, die daartoe te allen tijde door de Algemene Vergadering kunnen worden gemachtigd, kunnen het Hof om advies vragen betreffende juridische kwesties die zich binnen het raam van hun werkzaamheden voordoen.

Hoofdstuk XV

Het Secretariaat

Artikel 97

Het Secretariaat omvat een Secretaris-Generaal en een zodanige staf als de Organisatie nodig heeft. De Secretaris-Generaal wordt, op aanbeveling van de Veiligheidsraad, door de Algemene Vergadering benoemd. Hij is de hoogste ambtenaar van de Organisatie.

Artikel 98

De Secretaris-Generaal treedt in die hoedanigheid op in alle bijeenkomsten van de Algemene Vergadering, de Veiligheidsraad, de Economische en Sociale Raad en de Trustschapsraad en vervult alle andere functies die hem door deze organen worden opgedragen. De Secretaris-Generaal brengt jaarlijks aan de Algemene Vergadering verslag uit over het werk van de Organisatie.

Artikel 99

De Secretaris-Generaal kan elke zaak die, naar zijn oordeel, de handhaving van de internationale vrede en veiligheid kan bedreigen, onder de aandacht van de Veiligheidsraad brengen.

Artikel 100

1. Bij de vervulling van hun taak vragen, noch ontvangen, de Secretaris-Generaal en het personeel aanwijzingen van enige regering of van enige andere autoriteit buiten de Organisatie. Zij onthouden zich van alle activiteiten die afbreuk zouden kunnen doen aan hun positie als internationale ambtenaren die uitsluitend aan de Organisatie verantwoording verschuldigd zijn.

2. Elk Lid van de Verenigde Naties neemt de verplichting op zich het uitsluitend internationale karakter van de taken van de Secretaris-Generaal en van het personeel te eerbiedigen en niet te trachten hen te beïnvloeden bij de uitvoering van hun taak.

Artikel 101

1. Het personeel wordt door de Secretaris-Generaal aangesteld krachtens regels die door de Algemene Vergadering zijn vastgesteld.

2. Daarvoor in aanmerking komend personeel wordt blijvend verbonden aan de Economische en Sociale Raad, de Trustschapsraad en, naar behoefte, aan andere organen van de Verenigde Naties. Dit personeel maakt deel uit van het Secretariaat.

3. Het belangrijkste criterium bij het aanstellen van het personeel en bij het vaststellen van de arbeidsvoorwaarden zal zijn de noodzaak dat wordt voldaan aan de hoogste eisen van doelmatigheid, bekwaamheid en integriteit. Rekening zal worden gehouden met het belang van een personeelswerving op een zo breed mogelijke geografische basis.

Hoofdstuk XVI

Diverse bepalingen

Artikel 102

1. Elk verdrag en elke internationale overeenkomst, gesloten door een Lid van de Verenigde Naties nadat dit Handvest in werking is getreden, wordt zo spoedig mogelijk geregistreerd bij en gepubliceerd door het Secretariaat.

2. Een partij bij zulk een verdrag of een internationale overeenkomst, die niet is geregistreerd overeenkomstig het in het eerste lid van dit artikel bepaalde, mag zich niet tegenover enig orgaan van de Verenigde Naties op dat verdrag of die overeenkomst beroepen.

Artikel 103

In geval van strijdigheid tussen de verplichtingen van de Leden van de Verenigde Naties krachtens dit Handvest en hun verplichtingen krachtens andere internationale overeenkomsten, hebben hun verplichtingen krachtens dit Handvest voorrang.

Artikel 104

De Organisatie geniet op het grondgebied van elk van haar Leden de handelingsbevoegdheid die nodig kan zijn voor de uitoefening van haar functies en de verwezenlijking van haar doelstellingen.

Artikel 105

1. De Organisatie geniet op het grondgebied van elk van haar Leden de voorrechten en immuniteiten die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van haar doelstellingen.

2. Vertegenwoordigers van de Leden van de Verenigde Naties alsmede functionarissen van de Organisatie genieten eveneens de voorrechten en immuniteiten die noodzakelijk zijn voor een onafhankelijke uitoefening van hun functies in verband met de Organisatie.

3. De Algemene Vergadering kan aanbevelingen doen met het oog op de vaststelling der bijzonderheden van de toepassing van het eerste en tweede lid van dit artikel, of kan aan de Leden van de Verenigde Naties overeenkomsten tot dit doel voorstellen.

Hoofdstuk XVII

Overgangsregelingen inzake veiligheid

Artikel 106

In afwachting van de inwerkingtreding van de in artikel 43 bedoelde bijzondere overeenkomsten die, naar het oordeel van de Veiligheidsraad, deze Raad in staat stellen een aanvang te maken met de uitvoering van de taken ingevolge het in artikel 42 bepaalde, plegen de partijen bij de Verklaring van de Vier Mogendheden ondertekend op 30 oktober 1943 te Moskou, en Frankrijk, overeenkomstig de bepalingen van het vijfde lid van die Verklaring, overleg met elkaar en, zo de omstandigheden dit gebieden, met andere Leden van de Verenigde Naties, met het oog op zulk gemeenschappelijk optreden namens de Organisatie als nodig kan zijn.

Artikel 107

Niets in dit Handvest ontkracht of belet optreden dat, met betrekking tot een staat die tijdens de Tweede Wereldoorlog de vijand is geweest van een van de staten die dit Handvest hebben ondertekend, als gevolg van deze oorlog is of wordt ondernomen door of met machtiging van de voor dit optreden verantwoordelijke regeringen.

Hoofdstuk XVIII

Amendementen

Artikel 108

Amendementen op dit Handvest worden voor alle Leden van de Verenigde Naties van kracht, nadat zij zijn aangenomen door een meerderheid van twee derde van de leden van de Algemene Vergadering, en nadat zij zijn bekrachtigd overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke procedures door twee derde van de Leden van de Verenigde Naties, met inbegrip van alle permanente leden van de Veiligheidsraad.

Artikel 109

1. Een Algemene Conferentie van de Leden van de Verenigde Naties, met het doel dit Handvest te herzien, kan worden gehouden op een tijdstip en een plaats die worden vastgesteld door de Algemene Vergadering met een meerderheid van twee derde van de leden en door de Veiligheidsraad met de stemmen van negen willekeurige leden. Elk Lid van de Verenigde Naties heeft in de Conferentie één stem.

2. Een wijziging van dit Handvest die door de conferentie met een twee derde meerderheid van stemmen wordt aanbevolen, wordt van kracht nadat deze, overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke procedures, is bekrachtigd door twee derde van de Leden van de Verenigde Naties, met inbegrip van alle permanente leden van de Veiligheidsraad.

3. Indien zulk een conferentie niet gehouden is vóór de tiende jaarlijkse zitting van de Algemene Vergadering die volgt op de inwerkingtreding van dit Handvest, wordt het voorstel om zulk een conferentie bijeen te roepen geplaatst op de agenda van die zitting van de Algemene Vergadering, en de conferentie zal dan gehouden worden indien daartoe wordt besloten door de Algemene Vergadering met een gewone meerderheid van stemmen en door de Veiligheidsraad met de stemmen van zeven willekeurige leden.

Hoofdstuk XIX

Bekrachtiging en ondertekening

Artikel 110

1. Dit Handvest dient door de staten die het hebben ondertekend te worden bekrachtigd overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke procedures. 2. De akten van bekrachtiging zullen worden nedergelegd bij de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, die van elke nederlegging kennis zal geven aan alle staten die dit Handvest hebben ondertekend, alsmede aan de Secretaris-Generaal van de Organisatie, nadat deze is benoemd. 3. Dit Handvest treedt in werking nadat achter van bekrachtiging zijn nedergelegd door de Republiek China, Frankrijk, de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Verenigde Staten van Amerika, en door de meerderheid van de andere staten die het hebben ondertekend. Daarna wordt een protocol van de nederlegging van de akten van bekrachtiging opgesteld door de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, die daarvan afschriften zal doen toekomen aan alle staten die het Handvest hebben ondertekend. 4. De staten die dit Handvest hebben ondertekend en die het bekrachtigen nadat het in werking is getreden, worden op de datum van nederlegging van hun onderscheiden akten van bekrachtiging oorspronkelijke Leden van de Verenigde Naties.

Artikel 111

Dit Handvest, waarvan de Chinese, de Franse, de Russische, de Engelse en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt nedergelegd in het archief van de Regering van de Verenigde Staten van Amerika. Deze Regering doet behoorlijk gewaarmerkte afschriften daarvan toekomen aan de regeringen van de overige staten die het hebben ondertekend. TEN BLIJKE WAARVAN de vertegenwoordigers van de regeringen van de Verenigde Naties dit Handvest hebben ondertekend. GEDAAN te San Francisco, de 26ste juni 1945.