COVID-19 versterkt sociale ongelijkheid

Door de gezondheidscrisis zijn de sociale en economische ongelijkheden tussen de meest ontwikkelde en de armste landen, maar ook binnen de rijkste landen, nog groter geworden.

Een van de kernwaarden van de Verenigde Naties is het economische en sociale welzijn van de mensen. Daarom werd 20 februari uitgeroepen tot Werelddag voor sociale rechtvaardigheid.

Dankzij de grote vooruitgang die tussen 1999 en 2019 werd geboekt, zouden een miljard mensen niet langer in extreme armoede leven. Al die inspanningen worden echter bedreigd door de COVID-19-pandemie, die de reeds geboekte vooruitgang kan terugdraaien.

Een groeiende kloof tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden

Een op de twee mensen in de wereld zou door de pandemie zijn job kunnen verliezen. Ten minste een miljard mensen dreigen tegen 2030 in extreme armoede te vervallen als gevolg van de pandemie. De meest getroffen continenten zijn Afrika en Zuid-Azië.

Ontwikkelingslanden of landen die vóór COVID-19 in een crisis verkeerden, zijn het kwetsbaarst. Doordat hun inkomsten teruglopen, wordt het steeds moeilijker om in de basisbehoeften van hun bevolking te voorzien, vooral door institutionele tekortkomingen en een gebrek aan middelen.

In de ontwikkelde landen zijn er gemiddeld 55 ziekenhuisbedden, 30 artsen en 81 verpleegkundigen per 10.000 inwoners. Volgens gegevens van het VN-Ontwikkelingsprogramma (UNDP) beschikken ontwikkelingslanden voor hetzelfde aantal inwoners slechts over 7 bedden, 2,5 artsen en 6 verpleegkundigen en is er vaak ook een gebrek aan basisproducten zoals zeep, drinkwater of voedsel.

Die landen lijden ook onder de grote aanwezigheid van de informele economie, een sector die in het bijzonder wordt getroffen door de verplaatsingsbeperkingen. Meer dan 60% van de beroepsbevolking over heel de wereld is werkzaam in de informele sector en heeft geen ziektekostenverzekering of werkloosheidsuitkering.

De pandemie heeft ook de ongelijkheid in het onderwijs versterkt door een gebrek aan toegang tot internet en computerapparatuur, zowel voor studenten als docenten. Volgens het UNDP heeft in arme landen 86% van de kinderen geen onderwijs genoten, vergeleken met 20% van de kinderen in andere landen.

Nieuwe armen in Europa

De speciale VN-rapporteur voor extreme armoede en mensenrechten, Olivier De Schutter, heeft in een recente studie gewezen op de tekortkomingen van de Europese Unie (EU) in de strijd tegen armoede.

Het doel om 20 miljoen mensen uit armoede te halen werd niet gehaald. Een op de vijf mensen liep in 2019 het risico op armoede of sociale uitsluiting. Bijna 20 miljoen kinderen in de Europese Unie lopen het risico in armoede te vervallen, wat neerkomt op 23,1%.

Meer nationale en internationale hulp

Er werden relanceplannen uitgewerkt om de economische en sociale gevolgen van de gezondheidscrisis op te vangen. De Europese Commissie heeft het “SURE”-instrument opgericht om financiële bijstand te verlenen aan de lidstaten. Dit instrument van 90,3 miljard euro heeft tot doel werktijdverkorting te helpen financieren en banen die door de pandemie zijn getroffen, te beschermen.

De EU heeft haar “Jongerengarantie“-regeling verbeterd om de situatie van jongeren aan te pakken door hen aan het eind van hun studie of werk een baan, opleiding of stageplaats aan te bieden. Op 30 oktober 2020 werd die regeling uitgebreid tot jongeren tussen 15 en 29 jaar. Verder is nu 22 miljard euro van de EU-begroting bestemd voor de ondersteuning van werkgelegenheid bij jongeren.

Sinds april 2020 werkt de VN met het UNDP aan snelle actieplannen en internationale coördinatieplannen om deze crisis op sociaaleconomisch niveau aan te pakken, parallel aan het gezondheidsplan met de WHO.

Om de ongelijkheid te verminderen en tegelijk de klimaatcrisis aan te pakken, schatte het UNDP dat investeringen in projecten rond de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de VN 146 miljoen mensen uit extreme armoede zouden halen.

Meest recent