Israël-Palestina: de rol van het internationaal recht

Het internationaal recht wordt in twijfel getrokken in het voortdurende conflict tussen Israël en Hamas. Sinds de aanvallen van Hamas tegen Israël op 7 oktober en de reactie van de Israëlische defensiemacht in de Gazastrook zijn er meerdere klachten ingediend bij het Internationaal Strafhof (ICC). 

Daarnaast zijn er in februari 2024 er openbare hoorzittingen gepland door het Internationaal Gerechtshof (IGH) over de “juridische gevolgen die voortvloeien uit het beleid en de praktijken van Israël in de bezette Palestijnse gebieden, inclusief Oost-Jeruzalem”. Dat maakt deel uit van een verzoek om advies van de VN-Algemene Vergadering voorafgaand aan het huidige conflict. 

 

Wie diende een klacht in? 

  • De niet-gouvernementele organisatie Reporters zonder Grenzen (RZG) diende op 31 oktober een klacht in bij het ICC over “oorlogsmisdaden tegen journalisten in Israël en Palestina”. De klacht gaat over de omstandigheden waarin negen journalisten in de uitoefening van hun beroep zijn omgekomen, waaronder een Israëliër tijdens de aanval op zijn kibboets op 7 oktober en acht Palestijnen. Het document meldt de vernietiging van 50 panden van mediaorganisaties in Gaza. Het is de derde klacht sinds 2018 die RZG indiende bij het ICC naar aanleiding van de dood van journalisten in Gaza. De meest recente, in 2022, werd ook ingediend door de Qatarese zender Al Jazeera over de doodgeschoten Palestijnse journaliste Shireen Abu Akleh op de Westelijke Jordaanoever. 
  • Ook negen families van Israëlische slachtoffers van de Hamas-aanval op 7 oktober dienden op 2 november een klacht in bij het ICC voor “oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide”. François Zimeray, hun advocaat, roept het Strafhof op om “de mogelijkheid te overwegen om een internationaal arrestatiebevel uit te vaardigen tegen de leiders van Hamas”. 
  • Een derde klacht voor “genocide” in Gaza werd op 8 november ingediend door een collectief bestaande uit ongeveer honderd juristen uit verschillende landen, waaronder leden van de Algerijnse balie, particulieren en vertegenwoordigers van verenigingen, vertegenwoordigd door de Franse advocaat Gilles Devers. 
  • Ook drie Palestijnse mensenrechtenorganisaties (Al-Haq, Al Mezan en het Palestijnse Centrum voor mensenrechten) dienden op 8 november klacht in bij het ICC voor “oorlogsmisdaden”, “apartheid”, “genocide” en “aanzetten tot genocide”. Ze verzoeken om arrestatiebevelen uit te vaardigen tegen drie Israëlische leiders. De klacht verwijst naar ” bombardementen op een dichtbevolkt gebied, de belegering van Gaza, de gedwongen verplaatsing van de bevolking van Gaza, het gebruik van gifgas en het tekort aan benodigdheden zoals voedsel, water, benzine en elektriciteit”. 
  • Op 17 november diende Zuid-Afrika samen met Bangladesh, Bolivia, de Comoren en Djibouti een klacht in bij het Internationaal Strafhof om de situatie van de Palestijnse Staat te onderzoeken.

 

ICC onderzoekt mogelijke oorlogsmisdaden 

Naast de ingediende klachten kondigde de aanklager van het ICC, de Brit Karim Kahn, aan dat het Internationaal Strafhof mogelijke oorlogsmisdaden zal onderzoeken die gepleegd zijn in zowel Israël als Gaza.  

Tijdens zijn bezoek aan de Rafah-grensovergang tussen Egypte en de Gazastrook op 29 oktober verklaarde Karim Kahn dat “ gijzelneming een ernstige schending is van de Verdragen van Genève” en riep hij op tot de vrijlating van de 239 mensen die Hamas vasthoudt.  

De hoofdaanklager herinnerde Israël ook aan zijn “verplichting zich te houden aan het oorlogsrecht” en wees erop dat ” toegang belemmeren voor humanitaire hulp een misdaad kan zijn”. Over de aanwezigheid van advocaten-generaal in het Israëlische leger, zei hij: “Zij moeten aantonen dat elke aanval die onschuldige burgers of beschermde eigendommen treft, moet worden uitgevoerd in overeenstemming met het oorlogsrecht en de gebruiken van de oorlog, in overeenstemming met het oorlogsrecht.  

Ze moeten aantonen dat de beginselen van onderscheid, voorzorg en proportionaliteit correct worden toegepast. En ik wil er geen misverstand over laten bestaan: elk huis, elke school, elk ziekenhuis, elke kerk, elke moskee, al die plaatsen zijn beschermd, tenzij ze hun beschermde status hebben verloren. En laat me duidelijk zijn dat de bewijslast dat de status van beschermd eigendom niet langer van toepassing is bij de daders ligt, of het nu gaat om een geweerschot of een raket.” 

Het ICC opende in 2021 al een onderzoek naar misdaden die zijn gepleegd in het kader van wat het de “situatie in Palestina” noemt, vanaf 13 juni 2014 (Gaza-oorlog, Operatie “Protective Edge”).  

Israël behoort niet tot de 139 staten die het Statuut van Rome ondertekenden en betwist de jurisdictie van het ICC. De staat Palestina ratificeerde het Statuut in 2015. Het Strafhof oordeelde in 2021 dat haar “territoriale rechtsmacht zich uitstrekt tot de sinds 1967 door Israël bezette gebieden, d.w.z. Gaza, de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem”. 

 

Vraag om advies aan het Internationaal Gerechtshof over “het beleid en de praktijken van Israël” 

Daarnaast is er het Internationaal Gerechtshof, bevoegd om conflicten tussen staten te behandelen, dat op 23 oktober een persbericht publiceerde over een verzoek om advies dat op 30 december 2022 ingediend werd door een resolutie van de VN-Algemene Vergadering, vóór het huidige conflict uitbrak. 

Die resolutie, gesteund door 87 staten, met 53 onthoudingen en 26 stemmen tegen, gaat over de “juridische gevolgen die voortvloeien uit het beleid en de praktijken van Israël in de bezette Palestijnse gebieden, inclusief Oost-Jeruzalem”. 

Het Hof plant openbare hoorzittingen op 19 februari 2024 in Den Haag, nadat het schriftelijke rapporten ontving van tal van staten. De twee specifieke vragen die de VN-Algemene Vergadering aan het Gerechtshof stelde zijn: 

  • “Wat zijn de juridische gevolgen van de voortdurende schending door Israël van het zelfbeschikkingsrecht van het Palestijnse volk, van zijn bezetting, kolonisatie en langdurige annexatie van het sinds 1967 bezette Palestijnse grondgebied, inclusief maatregelen  de demografische samenstelling te veranderen, het karakter en de status van de Heilige Stad Jeruzalem, en van de aanname door Israël van daarmee samenhangende discriminerende wetten en maatregelen?” 
  • “Hoe beïnvloedt het beleid en de praktijken van Israël de juridische status van de bezetting en wat zijn de juridische gevolgen daarvan voor alle VN-lidstaten?” 

Israël betwist de jurisdictie van het Hof over deze kwestie. Het verzoek om advies vloeit voort uit het rapport, gepubliceerd in oktober 2022, van een onderzoekscommissie in opdracht van de VN-Mensenrechtenraad onder leiding van de Zuid-Afrikaanse rechter Navanethem Pillay. Het rapport oordeelde dat “er redelijke gronden zijn om te concluderen dat de Israëlische bezetting van Palestijns gebied nu illegaal is volgens het internationaal recht, vanwege het permanente karakter en het de facto annexatiebeleid van de Israëlische regering”. Het document werd door het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken omschreven als “eenzijdig en bevooroordeeld, gediskwalificeerd door haar haat tegen de staat Israël”. 

Het Internationaal Gerechtshof, gevestigd in Den Haag, is het belangrijkste gerechtelijke VN-orgaan. Het Hof heeft de bevoegdheid om juridische geschillen te beslechten die door staten aan het Gerechtshof worden voorgelegd en om advies te geven. Het Internationaal Strafhof (ICC), ook gevestigd in Den Haag, is een onafhankelijk gerechtelijk orgaan met rechtsbevoegdheid om personen te berechten die worden beschuldigd van genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden. Het Strafhof valt onder het Statuut van Rome, een van de VN-verdragen dat in 2002 in werking trad. De VN-Veiligheidsraad kan bepaalde situaties doorverwijzen naar de aanklager van het ICC. De betrekkingen tussen het ICC en de VN worden geregeld door een specifieke overeenkomst. 

 

Nuttige links:  

 

Meest recent